"Oom Henk is overleden"

Maandag 2 mei 1949

De grote slag is gevallen 2.

Na de zuster bedankt te hebben zijn we op de tram gestapt naar Dick Tol, maar daar was tante To al niet meer, maar was zij met de Mijnheer en Mevrouw Tol naar de Rotte, zoals het dienstmeisje zei. Toen zijn we naar Bergschenhoek gegaan, waar we reeds meer mensen aantroffen.

Het is bijna niet te geloven, en wij kunnen ons niet realiseren dat nu toch het verschrikkelijke heeft plaatsgevonden. De vrijdag daarvoor zijn we nog op bezoek geweest, zoals ik reeds schreef; met geen mogelijkheid konden we toen vermoeden dat we oom Henk nooit meer levend zouden terugzien. Ik heb me nog omgedraaid, om hem voor het laatst voor het raam te zien zitten; hij had er geen erg in en zat stil naar buiten te kijken.

Nu zaten we daar op die maandagavond bij tante To thuis. Dick Tol met vrouw was er reeds, alsmede een oude vriend van oom Henk met vrouw. Wij probeerden tante To te troosten, maar wat vermag men in zulke ogenblikken met woorden. Ieder woord dat er gezegd wordt schijnt als een dissonant te klinken. Het is heel erg voor haar.
We hebben die avond het nodige voor haar geregeld; daarbij was Dick Tol reuze behulpzaam. Met de begrafenisondernemer hebben we het zo geregeld dat oom Henk in Hillegersberg bij de Hildagondakerk begraven zal worden. oom Jo en oom Sander zijn later in de avond nog gekomen en hebben adressen zitten schrijven. Het zal een heel behoorlijke begrafenis worden. tante To vond, en terecht, dat er niet op geld gekeken moest worden; het was er en het was het laatste dat zij voor hem kon doen. En zo zal het dan woensdag gebeuren, omdat er donderdag bevrijdingsfeesten zijn, en dus een minder geschikte dag. Alles moet nu wel erg gauw afgewikkeld worden, maar het zal volgens de "Ondernemer" wel gaan.

Het was die woensdag prachtig mooi weer, werkelijk een stralende warme dag na al die koude dagen. Monique moesten we weer bij Mevr. Den Hoedt in bewaring geven; die buurtjes zijn heel aardig, en zij doen dat heel graag voor ons. Tegen twee uur kwam een bedienaar ons met een auto van "Hoppezak" afhalen. Onderweg moesten we nog twee schilders ophalen: Richters "de oude" en Willem Boon. Toen wij bij het huisje kwamen stond de tuin al vol mensen. Buiten zag ik Charlie Toorop, Jan Wiegers, John Raedecker, Fernhout, Kamman, Van der Plas en anderen. Verder familie uit Brabant enz. Oom Henk was om twaalf uur uit de rouwkamer van het ziekenhuis naar huis gebracht en was nu opgebaard in zijn atelier tussen zijn laatste werk. Met enige schroom gingen we het atelier binnen; daar waren ook mensen om afscheid van hem te nemen. Ik zag er tante Nellie, oom Oskar en tante Cor, en anderen. Oom Henk lag daar smal en bleek in een zwaar eiken kist, omringd door kransen en bloemen. Dick Tol had alles met Arie Tolenaars keurig en piëteitvol in orde gemaakt.


Aan het voeteind, dus daar waar oom Henk zijn ezel stond, was een wit gordijn gemonteerd, en daar stond op de ezel oom Henk's allerlaatste werk: de Intocht van Jezus in Jerusalem, Jezus gezeten op een ezel met de treurende mensheid rond hem. Een heel groot doek. Verder aan het hoofdeind z'n laatste lentelandschap, dan nog een moeder met kind en een zelfportret. Dick Tol las van een briefje door wie al die bloemen gegeven waren: van familie en vrienden van tante To, van de kunstenaarsvereniging, enz.

Ik legde nu weer m'n hand, voor het laatst, op oom Henk's voorhoofd, maar nu was het marmer koel en voelde het stijf aan. Ik probeerde mij voor te stellen dat nu het leven er voor altijd uit is. Ik heb nog wat gezegd, maar ik weet niet precies meer wat. Het moeten afscheidswoorden geweest zijn. Ik was mijn ontroering nauwelijks meester. Maar ook mama, tante Nellie en anderen waren zeer ontroerd, dat er hier afscheid genomen moest worden van een zeer edel en hoogstaand mens, en groot Kunstenaar.

Lees verder ...

Terug naar Fragmenten uit Dagboek over Monique