Uit: Stadhouders uit Oosterhout; J.J.G. Stalpers, Eindhoven 1988
In 1574 koopt hij in Oosterhout een huys, hoff ende erve groot omtrent 5 loopensaet gelegen aan het Goor. Rond 1580 bezit hij daar een stede met huys ende hoff groot negendalff loopensaet en nog vier erven. In 1582 treedt hij op als wijkmeester en brengt 572 carolusgulden bijeen. Naast schout, schepenen, burgemeesters en gezworenen ondertekent hij (zonder dat overigens zijn naam of handmerk op het stuk te vinden is) als een der "gecoren Capiteyns en Luytenants van Oisterhout" een acte, waarbij besloten wordt van de "treffelijckste, rijcxste en de meest gegoede Ingesetenen .... tot een hondert toe int getaele" vijftig Carolusgulden te lenen tegen 8%, om met dat geld "te voorwenden tghemeen beste omme de schaede te schutten, de gevangenen te doen relaxeren ende dat dIngesetenen van Oisterhout mogen hanthouden ende blijven woonen". Zijn zoon Cornelis Gerardt Anthonissen wordt in de legger van reële lasten van rond 1629
vermeld
als 34 erven in eigendom (gehad) hebbende. Deze duidelijke aanwezigheid in Oosterhout is opmerkelijk omdat voor 1574 in de akten geen
spoor meer van de familie is te vinden, ondanks de rijkdom van het Oosterhouts archief. De
hypothese is gerechtigd, dat Geraerdt Anthonis Wiericx kort voor 1574 zich in Oosterhout heeft
gevestigd en een tamelijk groot vermogen en/of aanzien met zich meebracht. Samen met haar broer Cornelis deelt Maeyken op 25.2.1594 de nalatenschap van haar ouders Peter
Cornelis Joosten en Catharina Woutersd. Ieder krijgt de helft in een huysinghe metten hoove
daeraen liggende ... gestaen alhier bij den Heuvel, groot omtrent ses roeden. Op dezelfde dag
nog verkoopt Cornelis zijn helft aan Maeyken. Dit huis is het ouderlijk huis, dat door hun
vader in 1580 is gekocht en dat als het stadhouderlijk huis zal hebben gefungeerd. Maeykens broer Cornelis wordt in de aktes van 1601 ook Cornelis Peter Joisten Stadthouders genoemd, hoewel hij in de eerder genoemde acte van 1617, 62 jaar oud zijnde, slechts wordt vermeld als "outborgemeester en tegenwoordigh schepen". De genitief Stadthouders duidt hier op een aanspreking als zoon van de stadhouder. Dat bevestigt ook een acte van 1602, die vermeldt: "Maria Pr. Corn. Joistendr. alias Stadthouders, huysvrouw van Cornelis Geertsen". Deze alias-aanduiding kan geen andere betekenis hebben dan dat hier een nieuwe familiebenaming aan het ontstaan is. Een opmerking in een acte van 7.11.1614, luidend: "Cornelis Peter Joisten Stadthouder verclaerde bij eede op tstuck van zijn officie gedaen. ...", alsmede een soortgelijke in een acte van 10.11.1614 moet dan ook niet worden gelezen als zou Cornelis hier spreken onder de eed van het ambt van stadhouder, doch als een aanduiding dat de naam Stadthouder aan de kinderen van Peter Cornelis Joisten is gegeven. Cornelis Peter Cornelis Joisten was gehuwd met Magdalena Cornelisdr. van der Heyden. Het echtpaar had tenminste vier kinderen, drie zoons en een dochter, die in akten uit Oosterhout en Breda eveneeens met de familienaam Stadthouders worden aangesproken. Van de zuster van Cornelis in haar huwelijk met Cornelis Cerardt Anthonis, stammen de Oosterhoutse Stadhouders, een zeer grote familie, die nu nog de sterkste concentratie heeft rond Oosterhout, doch zich ook in Delft, Leiden en Rotterdam heeft gevestigd, deels met verlies van de laatste "s" in de naam. In de doop-, dood- en trouwboeken komt de naam Stadthouders pas in 1664 voor, in de boeken
met schepenakten eerst rond 1672/73. Er is echter in de verantwoording van Anthonis Corneliszn
Geertsen, de boven reeds genoemde zoon van Cornelis Gerardus Anthonissen en kleinzoon van
Geraerdt Anthonis Wiericx, die zijn vader opvolgde als H. Geestmeester over de "Oistquartieren"
van Oosterhout, een rekening bewaard gebleven, met koperen speld aan een der bladen vastgehecht,
nogal onbeholpen geschreven, die luidt: Zou het ouderlijk huis aan de Heuvel ook door Maeyken en Cornelis bij hun huwelijk zijn betrokken en langdurig zijn bewoond, dan zou dat op zich een bron van naamgeving kunnen zijn geweest. Waarschijnlijk is dit echter niet het geval geweest. Cornelis koop n.l. op 5.4.1603 een huis in de Cruysstraet, dat in handen van de familie blijft en in 1636 bij de scheiding en deling aan Anthonis, de zoon van Cornelis, toevalt Zeer waarschijnlijk hebben Cornelis en Maeyken dit huis kort na 1603 betrokken. De opmerkingen bij A. Huizinga in zijn Encyclopedie van namen en van Johan Winkler in de Nederlandsche Geslachtsnamen, dat de familienaam Stadhouder, evenals de Koning, Borggreef enz. meestal vanwege een gevelsteen, een uithangbord of een rol in de plaatselijke toneelgezelschappen als toenaam is ontstaan, behoeven aanvulling. De naam kan zeer wel voorkomen uit de functie. |